Contractuele boete
Wettelijke rente ex artikel 6: 119 BW of wettelijke handelsrente ex artikel 6: 119a BW is de rente die een schuldeiser op grond van de wet kan vorderen van een schuldenaar die nalatig is in het voldoen van een geldsom (onbetaalde nota, aflossing termijnbedrag, huur etc).
De bedongen boete treedt in de plaats van de schadevergoeding op grond van de wet (artikel 6: 92 lid 2 BW. Ook bij de (berekening van de) boete geldt dat er niet meer aan boete mag worden gevorderd dan het huurcontract dat toestaat. Nakoming van de hoofdverbintenis en betaling van de boete is wettelijk toegestaan om reden dat de boete op de enkele vertraging is gesteld.
Het boetebeding, meestal van toepassing verklaard in de algemene bepalingen, behorende bij de huurovereenkomst, is een schadefixatiebeding (schadefixatie), maar dient tevens als prikkel om te betalen (prikkel tot nakoming). Toepassing van het boetebeding leidt niet snel tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat.
Er is ook niet al te snel sprake van een wanverhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, afgezet tegen de soort transactie en de hoedanigheid van partijen (de aard van de overeenkomst; een duurovereenkomst met respectievelijke professionele wederpartijen), de inhoud en strekking van het boetebeding (prikkel tot nakoming), en in hoeverre de tekortkoming vermijdbaar en verwijtbaarbaar is (de omstandigheden waaronder het is ingeroepen; na ingetreden verzuim).
Kort gezegd: de boete treedt in de plaats van de wettelijke schadevergoeding op grond van de wet. De boete kan niet tezamen met de wettelijke rente worden gevorderd, tenzij dat specifiek afwijkend van de wet is overeengekomen.